Een ven is een klein, meestal ondiep meer. De bodem bestaat uit zand en bevat weinig voedingsstoffen. Daarom groeien er ook planten die maar weinig voedsel nodig hebben. Sommige van deze planten zijn trage groeiers, zoals veenmos*. Het plantje zonnedauw lost het voedseltekort zelf op: het vangt insecten. Het water in een ven is vaak zuur. Dieren die veel kalk nodig hebben, zoals slakken, schelpdieren en vissen, komen er daarom niet in voor. Wel vind je er insecten en amfibieën zoals kikkers.

Arm wordt rijk

Door regen en wind komen er tegenwoordig meststoffen in vennen terecht. Hierdoor worden vennen voedselrijker. Planten die snel groeien, zoals pitrus, verdringen daardoor de oorspronkelijke, langzamer groeiende planten. Het ven groeit hierdoor dicht. Tussen de planten blijven plantenresten achter, die niet snel vergaan in het water. Hierdoor verandert het ven uiteindelijk in land. Echte arme vennen zijn nu zeldzaam.

In de buurt van Nijmegen

In de buurt van Nijmegen zijn de Hatertse Vennen een goed voorbeeld.

*Andere kenmerkende soorten: veenpluis, zomprus, knolrus, kruipwilg, gagel en duizenguldenkruid

<- Terug naar de landschappen